Verdiepen
Twee lijstjes
Op Aswoensdag vertelde iemand het volgende verhaal. “Ik ontmoette een vrouw van 78 jaar. Ze was sinds haar zesde verlamd en gekluisterd aan haar rolstoel. Toen ook zij als tienermeisje aan het puberen ging probeerde haar moeder haar moed in te spreken. Aan het eind van iedere dag keken ze terug op de dag en maakten twee lijstjes. Op het ene lijstje stonden alle dingen, die niet leuk waren geweest of die niet goed waren gegaan. Op het andere lijstje stonden de mooie dingen. En dat konden heel kleine dingen zijn zoals het genieten van een zonnestraal. Ze is deze lijstjes blijven maken. En het bijzondere is dat het lijstje met mooie dingen steeds langer is geworden en het andere lijstje korter.”
We kennen allemaal het gevoel, dat het leven niet altijd leuk of mooi is. Dat de wereld in brand staat, dat mensen elkaar de meest lelijke dingen aandoen. We kunnen de neiging hebben precies die dingen, die het leven de moeite waard maken, te vergeten of te laten overschaduwen door al het negatieve.
Dit verhaal is de hele veertigdagentijd tot nu toe met me meegegaan. Ik heb voor mezelf iedere dag ook lijstjes gemaakt. Ik heb ze in mijn hart geschreven. En ze werken. Het leven lijkt hier echt een stuk aangenamer door.
Ook na de veertigdagentijd en Pasen wil ik er mee doorgaan. Het is de moeite waard. Het deed me denken aan de volgende woorden, het eerste vers en refrein van een protestants lied:
“Als op ’s levens zee de stormwind om u loeit, als gij tevergeefs uw arme hart vermoeit, tel dan al uw zegeningen één voor één, en gij zegt verwonderd: God liet nooit alleen! Tel uw zegeningen één voor één, tel ze alle en vergeet er geen. Tel ze alle, noem ze één voor één, en gij ziet Gods liefde dan door alles heen.”
Dat het ons door moeilijke momenten heen mag helpen.
Mantelzorger zijn
De beste vriendin van mijn moeder is overleden. Er zal bij haar een kaart in de bus vallen en dus bel ik haar toch maar even op om haar daarop voor te bereiden. Voor zover dat kan, want ik weet dat ze, op het moment dat ze de kaart opent en leest, mijn bericht alweer vergeten is.
Ik bel haar. Ze is heel blij me te horen en begint over haar naderende verjaardag. ‘Hoe oud word ik ook alweer?’ ’91, mam’. ‘Oh ja, dan is het dus geen kroonjaar. Dan hoef ik mijn verjaardag dus niet echt te vieren.’ Deze korte woordenwisseling zullen we gedurende het gesprek nog zeker zes keer herhalen. Het moment komt, dat ik haar moet vertellen van haar vriendin. Ze hebben al jarenlang geen contact meer met elkaar gehad, omdat deze vriendin al heel lang niet meer wist wie mijn moeder of wie dan ook in haar omgeving was. Ze lag al een aantal jaren alleen maar in bed. Een uitermate verdrietige situatie. Maar nu is ze er definitief niet meer. Mijn moeder is in eerste instantie erg aangeslagen. Logisch. Dan gaat ze weer over op haar leeftijd en haar verjaardag. Bijzonder toch. Ze weet dat haar verjaardag er aan komt. Ze weet niet meer hoe oud ze is. Hoe zit dat met die hersenen? Dan vraagt ze ineens: ‘Hoe zou het met Mieke zijn?’ Tja, die is er dus niet meer. Ze heeft dus wel onthouden, dat ik met haar over Mieke sprak, maar niet dat ze overleden was. Ze wist ook niet meer, dat Mieke al jaren niets meer wist.
Het is zomaar een voorbeeld uit de praktijk. Ik kan er vele beschrijven. Ikzelf ben er nu eens verdrietig over, dan weer zit ik alleen maar in de zorgende rol, dan ervaar ik een rouwproces. Hoe ga ik met haar om? Ik doe het op gevoel, maar probeer zoveel mogelijk liefde te geven. En ik ben vooral niet haar dochter, maar eerder de zorgende moeder van mijn eigen moeder. Hoe moet dat zijn als je niet in een ouder-kind-relatie staat, maar dat het je partner is die dit overkomt. Of dat je partner lichamelijk niet meer kan doen wat hij of zij altijd deed, maar volledig van jou afhankelijk is geworden. Of dat hij of zij depressief is. En dat jij degene bent, die zorgt. Mantelzorger noemen ze dat met een mooi, warm woord. Maar intussen heb jij niet meer die gelijkwaardige relatie, die je ooit met je partner had. Dat is verlies, dat is rouw, dat is hard.
In situaties van rouw is het heel belangrijk, dat er mensen in je omgeving zijn, die jou als een warme mantel omgeven. Het delen van je verhaal, het ervaren van warmte en liefde van die ander brengt nieuwe kracht en moed om door te gaan. We mogen de verhalen en onszelf uiteraard ook bij God, onze Bron, geborgen weten. Even loslaten, het aan God overgeven. Om hernieuwd verder te kunnen gaan. Dat bezingen we in een lied van Huub Oosterhuis: “Zo vriendelijk en veilig als het licht, zoals een mantel om mij heen geslagen, zo is mijn God (…), ik roep zijn Naam, bestorm Hem met mijn vragen (…). Wil mij behoeden en op handen dragen.” Ik wens alle mantelzorgers veel lieve, warme mensen en vooral God, die Liefde, Licht en Warmte is, toe.
Stappenplan advent
Je voorbereiden op Kerstmis is niet zo gemakkelijk. Al weken voor Kerstmis is alles al in kerstsfeer. Versiering tooit straten en huizen, kerstmuziek klinkt overal. Maar eigenlijk zijn we nog onderweg. Als gelovigen weten we dat de weg ernaar toe ook van groot belang is. Zonder een goede voorbereiding kan het kerstfeest niet goed gevierd worden.
De evangelieteksten van de zondagen van de Advent bieden ons een stappenplan dat ons kan helpen om op weg te gaan naar het feest van de geboorte van Jezus Christus.
Eerste zondag: waakzaamheid
We beginnen met het besef van waakzaamheid. Attent zijn op de tekens die God ons geeft. Zijn we ons bewust van ons leven, van Gods aanwezigheid. En het evangelie zet het op scherp. Wees voorbereid dat je God ooit zult ontmoeten na je dood. En wat betekent dat voor het leven van iedere dag?
Tweede en derde zondag: bekering
Op de tweede en derde zondag ontmoeten we de boeteprediker Johannes de Doper. Hij roept ons op om ons te bekeren, dat wil zeggen om ons leven steeds meer en steeds weer te richten op God. Steeds weer proberen weg te komen van gewoontes, gedrag en verslavingen die niet goed voor ons zijn, die ons verhinderen om goed mens te zijn. Johannes is streng, maar altijd houdt hij ons een barmhartige God voor ogen die het beste voor en van ons wil.
Vierde zondag: verwachting
Op de vierde zondag ontmoeten we de zwangere Maria. Zij is vol verwachting van de geboorte van Jezus. Wij mogen met haar blij zijn over het feit dat God in Jezus dichtbij komt. Hij komt als weerloos Kind in de kribbe. Het strekt vol liefde zijn armen naar ons uit. Is Hij welkom bij ons?
Veel brandhaarden op de wereld
Er is een noordelijk stukje in het Verenigd Koninkrijk, waar het weer in de winter zo guur en hard kan zijn, dat je er alleen kunt overleven als je actief deel uitmaakt van de lokale gemeenschap. Daar moest ik aan denken na mijn gesprek met een vrouw, die zich sterk verbonden weet met de mensen op de Filipijnen. Zij komt inmiddels al vele jaren op de Filipijnen en zamelt goederen in voor de mensen daar, die het hard nodig hebben. Het is fijn om te geven, maar het is bijzonder om te merken hoe dankbaar de mensen zijn. Filipino’s hebben de kracht van gemeenschap. Als vandaag de een niets te eten heeft, dan delen alle anderen van hun voedsel. Heeft de ander morgen niets te eten, dan delen vervolgens anderen van hun eten. Je wordt opgenomen in die gemeenschap, zeker als je geeft wat je hebt, aan goederen, maar ook aan aandacht en liefde.
Deze vrouw zet zich van harte in voor mensen op de Filipijnen, maar zegt er eerlijk bij: er zijn zoveel brandhaarden op de wereld.
Mensen hier in het Westen zijn inmiddels al een tijdje zeer betrokken bij de oorlog in Oekraïne en willen iets doen voor die mensen. Logisch, want het komt behoorlijk dichtbij. Maar op de hele wereld gebeurt van alles, dat mensen treft. En wie treft het het hardst? Altijd weer de armen en kwetsbaren.
Wanneer er overstromingen zijn, worden mensen in de sloppenwijken het snelst getroffen. Ze hebben bijna niets, maar wat ze hebben raken ze kwijt. Wanneer ons afval zijn weg vindt naar landen als India of ergens in Afrika, zijn het de kinderen daar die ermee aan het werk gaan om ook maar een heel klein beetje te verdienen. Met alle gevolgen van dien voor hun gezondheid. Ook de gevolgen van de klimaatcrisis worden het hardst gevoeld door de armen en kwetsbaren. En uitbraken van ziektes als cholera, maar ook corona treffen mensen met een slechte gezondheid het sterkst. Want zij hebben niets bij te zetten en kunnen zich er niet zo tegen beschermen als mensen, die goed gezond zijn of een vaccinatie kunnen betalen.
Juist in deze donkere tijd van het jaar, waarin wij Advent en Kerstmis vieren, is het goed breder te kijken. De jonge Maria en ‘haar’ Jozef bevielen ver van huis en haard van hun eerste kindje. Zij wisten hoe het voelde zonder een vertrouwde gemeenschap om hen heen. Niet voor niets vragen we jaarlijks met de Adventsactie aandacht voor mensen ver weg. Natuurlijk, ook in onze omgeving zijn mensen die onze aandacht, geld en goed hard nodig hebben. Als caritas en diaconie doen we daar ons best voor. Maar soms is het goed over grenzen heen te kijken, vér over onze grenzen heen.
Laten we met Kerstmis een extra kaarsje aansteken voor alle mensen, die slachtoffer zijn van oorlog, geweld, natuurrampen, klimaatcrisis, misbruik, mensenrechtenschendingen en alle onrecht, waar ter wereld ook.
Ook vluchtelingen een menswaardig leven
Dit keer kan ik er niet onderuit iets te schrijven over de schrijnende beelden, die we allemaal hebben gezien op televisie en in de kranten. De beelden van vluchtelingen, die op de grasvelden bij Ter Apel in de open lucht moesten slapen. Hemelslapers noemde mijn man hen. Mijn hart brak, evenals dat van anderen. Rode Kruis en Artsen zonder grenzen grepen in en boden medische zorg, MiGreat zorgde dat er goed en gezond eten was. Maar al met al was het onmenselijk, Nederland-onwaardig.
Inmiddels is er in Kampen een pilot opgezet met deelname van de gemeente, kerken, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven voor opvang van vluchtelingen. De nadruk is er op gelegd om statushouders voor zes maanden van tijdelijke en warme opvang te voorzien, inclusief begeleiding bij inburgering enzovoorts onder de titel ‘Samen Thuisgeven’. Al eerder is in het dorp Neede een initiatief genomen om statushouders een thuis te geven. Het is zeer succesvol. Waar een dorp groot in kan zijn. In verschillende gemeenten wordt gekeken of iets dergelijks kan worden opgezet. Het is prachtig als het lukt, maar er zitten ook veel haken en ogen aan. Het kan niet altijd zomaar goed gaan.
Soms lijkt het allemaal een ver-van-mijn-bed-show, maar zo ineens is het heel dichtbij. Verschillende geluiden zijn te horen over vluchtelingen. De een is heel meelevend, de ander zegt: ze moeten hun problemen maar in eigen land oplossen. In het winkelcentrum waar ik tot een aantal jaren geleden wekelijks winkelde trof ik steeds leden van een Bulgaars gezin. Zij schreven in het daklozenkrantje. Ze waren zogenoemde economische vluchtelingen, waarvan al snel wordt gezegd: die moeten maar in eigen land blijven. Maar wat zou ik zelf doen als ik maar twee euro per week te besteden had? Zou ik niet ook op zoek gaan naar mogelijkheden om mijn gezin een betere toekomst te geven dan die ik heb met mijn twee euro per week? Onlangs sprak ik een boer, die zei: deden wij niet precies hetzelfde toen we naar Australië, Nieuw Zeeland en Canada emigreerden? Ja, we noemden het emigreren, maar was het niet gewoon hetzelfde?
Een Nieuw Zeelandse uitdrukking luidt: oordeel niet over een ander tot je tien kilometer in zijn of haar schoenen hebt gelopen. Laten we het daar maar op houden.
Het verhaal van verdriet en hoop
Het verhaal van verdriet en hoop
Het is najaar, de bladeren vallen. Daarmee voelen we meer dan op andere momenten in het jaar, dat alle leven eindig is. In deze tijd vieren we niet voor niets Allerzielen. Een van de speerpunten op het diaconale programma is mensen nabij zijn wanneer ze te maken hebben met een verlieservaring.
In de parochie H. Lebuinus heb ik daarom eens in de zoveel tijd een reeks dagdelen gehouden, waarop lotgenoten elkaar vinden, met elkaar het verhaal, het verdriet en hopelijk ook nieuwe hoop delen. Onlangs kwamen we weer bij elkaar met ouders, die een kind hebben verloren. En binnenkort gaan we verder met een groep, die vorig jaar bij elkaar kwam rond het verlies van hun partner. In oecumenisch verband in de locaties Olst-Wijhe denken we na over een reeks rond het verlies van een dierbare, die in het laatste stadium van dementie zit. Wanneer een dierbare dementeert neem je meerdere keren afscheid. Dat is zwaar. Dat kunnen delen, maakt het leven hopelijk een heel klein beetje lichter.
Ook in onze parochie H. Kruis gaan we mensen met elkaar proberen te verbinden in een reeks om met elkaar het verhaal, verdriet en vooral nieuwe hoop te delen.
Wanneer ik met de mensen samenkom maak ik dankbaar gebruik van materiaal, dat rouwdeskundigen voor ons toegankelijk maken. Een van de grootste rouwdeskundigen is Manu Keirse. Van hem leer ik heel veel. Twee dingen wil ik hier met u delen: het verhaal van de liefde en het verhaal van de warmte.
Elkaar liefhebben is een medaille met twee kanten. Het geeft ons heel veel vreugde, maar als er iets mis is met die ander of als we die ander moeten missen, is er heel veel verdriet. De Oosterse dichter Kahlil Gibran zegt het met deze woorden: “Wanneer je blij bent, kijk dan diep in je hart en je zult zien dat enkel wat je verdriet gegeven heeft ook vreugde brengt. Wanneer je verdrietig bent, kijk dan opnieuw in je hart en je zult zien dat je huilt om wat je vreugde schonk.”
Manu Keirse leert ons, dat rouw niet iets is, dat je verwerkt, maar dat je het op de een of andere manier blijvend moet zien in te passen in jouw leven. En hij vertelt, dat rouwen hard werken is, veel energie kost. Waar een paar sleutels bij horen, die wij – als mensen naast degene die rouwt – kunnen toepassen. Een van die sleutels is degene met dit grote verdriet met warmte en genegenheid omgeven. Luister oprecht naar iemands verhaal, blijf gewoon even bij iemand, geef hem of haar iets – letterlijk of figuurlijk – waar hij of zij warm van wordt. Uiteindelijk kom je zo bij die twee andere waarden uit, die ik hierboven al even noemde, die van verdriet en hoop. Daarover is een prachtig verhaal geschreven. Een parochiaan deelde dat met mij. Ik wil het u niet onthouden: KLIK HIERVOOR HET VERHAAL.
Dat we elkaar omgeven met liefde en warmte en daarmee met hoop.
Met Maria in slaap vallen
27 okt 2022
“De rozenkrans bidden is het beste slaapmiddeltje,” zei ze. Tijdens de maaltijd na een ontmoetingsviering hadden we het over de rozenkrans. Een enkeling haalde haar rozenkrans tevoorschijn. Een ander zei dat hij altijd naast zijn hoofdkussen in bed lag. De dame van in de negentig roemde de rozenkrans als slaapmiddel. Een soort Rooms schaapjes tellen om in slaap te komen? Een beetje wel. “Maar ik neem ook twee paracetamols.” Het ging haar echter ook echt om het bidden zelf. “Als kind zag ik mijn moeder de rozenkrans bidden met tranen in haar ogen. In de oorlogsjaren bracht ze blijkbaar haar verdriet in gebed bij Maria en Jezus.” Uit haar handtas haalde ze uit een klein zakje de zilveren rozenkrans. “Ik heb hem nog altijd bij me.”
Voor de meeste katholieken is het rozenkransgebed geen ‘alledaagse vroomheidsoefening’ meer. Voor velen is het nog wel een tastbaar symbool van geloof en een enkeling vindt nog steeds veel steun uit het eenvoudig bidden van Weesgegroetjes en Onzevaders. De oorsprong van de rozenkrans is in nevelen gehuld. Er is grote gelijkenis met het gebedssnoer van de Moslims waarmee ze de 99 namen van Allah reciteren. Wie heeft het van wie overgenomen? Ook bestond er in de kloosters al heel lang het gebruik dat de ongeletterde broeders in plaats van de 150 psalmen 150 Onzevaders baden. Dan is een kralensnoer om de tel niet kwijt te raken wel handig. De Vlamingen noemen het snoer nog altijd een paternoster. Een gewone rozenkrans is eigenlijk maar een derde van het hele gebed: het telt 5 keer een tientje. Je komt aan de 150 als je de hele rozenkrans bidt met alle geheimen: de Blijde geheimen, de Droevige geheimen en de Glorievolle geheimen. In de loop van de geschiedenis werden in het snoer niet alleen Onzevaders gebeden maar telkens 10 Weesgegroetjes afgewisseld met een Onzevader.
De deelnemers aan de ontmoetingsviering spraken liefdevol over het gebed. Het cliché van knielen op de kokosmat noemden ze niet. Wel het in alle rust bidden met Maria. Het is mooi dat in veel kerken – zeker in oktober en mei – aandacht is voor het samen bidden van de rozenkrans. Al hoop ik wel dat u in de kerk niet in slaap valt bij het bidden.
Diaconale column
Hij moet vôrt, nie mer trug
Misschien herkent u deze beelden. Ze staan bij mij in de keuken om me te herinneren aan de herkomst van mijn voedsel, en wie daar bij betrokken zijn. Meer mensen (en God!) dan alleen de boer en de boerin, maar zij staan er toch symbool voor.
Bij meerdere parochianen kwam ik dezelfde beelden tegen. Dat schept een band. Ik heb ze gekregen van mijn moeder, die deze beelden geen plek meer wilde geven in haar woonzorgcentrum. Ze hebben een bijzondere betekenis voor ons, omdat de Brabantse boer en boerin het land vertegenwoordigen waar wij vandaan komen.
Ze doen me uiteraard ook denken aan de huidige situatie in de agrarische sector. Daar is volop reuring op het moment dat ik dit schrijf. Er is onzekerheid, onrust, onvrede, pijn, verdriet en zelfs woede. Ondertussen is mij wel duidelijk geworden dat geen enkele situatie hetzelfde is. Tegelijkertijd voelen boeren zich met elkaar verbonden. Hoewel ik zelf geen boer ben en ook niet van een boerderij kom, voel ik me, door mijn afkomst, toch met de boeren verbonden[1].
Maar: ik wil en kan geen partij kiezen. Wat ik wél kan doen is aandacht geven, aandacht voor deze sector vragen en luisteren naar ieders verhaal. De afgelopen maanden heb ik nog meer verhalen gehoord dan in de jaren daarvoor. En dat was goed. Ik ben overigens niet de enige, die oog en oor heeft voor de problemen. Ik trek op met veel agrarisch betrokken parochianen.
In de media hoor je vooral negatieve geluiden rondom de boeren voorbij komen. Maar ik mag met boeren spreken, die mij iets anders laten zien. Ik zie bloeiende akkerranden, bijvoorbeeld. Ik zie bossen, die door hen worden beheerd. Ik zie alternatieve energieopwekking. Ik zie allerlei innovatieve technieken. Ik zie nieuwsgierige en heel tevreden koeien, in tegenstelling tot de beelden van uitgemergelde koeien die op televisie worden getoond. Maar ik zie natuurlijk ook zorgen. Meerdere Natura-2000-gebieden liggen binnen het territorium van onze parochies. En ik zie zeker ook creativiteit en fantastisch ondernemerschap. Vroeger kon je nog laatdunkend zeggen: ‘Hij kan altijd nog boer worden’. Maar dat gaat allang niet meer op. Je moet van goede huize komen en gestudeerd hebben, wil je tegenwoordig nog goed kunnen boeren.
Het zijn ontwikkelingen, die lang geleden door de mensheid zijn ingezet. We kunnen de klok niet meer terugdraaien en dus zullen we om moeten gaan met wat er ligt, ook aan problemen.
Het is zoals het gedicht bij een van mijn beelden zegt: ‘Hij moet vôrt, nie mer trug’ (Hij moet vooruit, kan niet meer terug). Zo moeten wij allemaal vooruit, wat die toekomst ons ook brengt.
Lonneke Gunnink – van den Berg, pastoraal werker
[1] Het is wel zo, dat mijn beide opa’s bij de toenmalige CHV, Coöperatieve Handelsvereniging van de NCB, Noordbrabantse Christelijke Boerenbond, werkten. De graansilo, inmiddels Rijksmonument, is naar een van mijn opa’s genoemd en staat op het terrein van de CHV aan de Veghelse haven te midden van diverse andere bedrijfsgebouwen en silo’s.
Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen
Misschien herkent u het wel, dat u bij het opstaan denkt: in wat voor wereld leven we eigenlijk? Ik dacht het vanochtend, toen de militaire inval in de Oekraïne een feit bleek. Beelden flitsten door mijn hoofd. Beelden van oorlogen, beelden van opstanden, beelden van het kappen van bossen, maar ook dichter bij huis: beelden van aanklachten wegens grensoverschrijdend gedrag en beelden van mensen, die elkaar proberen zo zwart mogelijk te maken.
Ooit trokken we als mens in kleine groepen rond. We leefden korte tijd op een klein stukje aarde, gebruikten daar wat we nodig hadden (en niet meer) en we trokken weer verder. We leefden met elkaar en voor elkaar. Voordat u denkt, dat ik dit romantiseer: ik weet ook wel dat dat een keiharde manier van leven was, want het gevaar lag vanuit de natuur zelf continu op de loer. Dan moest je vluchten of het was domweg te laat. Maar we zorgden voor elkaar, we buitten de aarde niet uit en dat was het.
Genoeg van dit soort verhalen kunnen we lezen in het boek Genesis. In datzelfde boek zien we helaas ook al, dat de mensen elkaar naar het leven staan, elkaar niet eerlijk behandelen, enzovoorts. Het is niet voor niets dat – veel later – Jezus ons in de evangelieverhalen oproept de cirkel te doorbreken en op een goede manier samen gemeenschap te zijn. Hij gaat zelfs verder: heb je vijand lief, wees goed voor wie jou haten, geef aan ieder die iets van je vraagt en eis je bezit niet terug als iemand het je afneemt, wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is.
En dan nu de praktijk voor onszelf. Zou ik dat kunnen, iemand liefhebben die mij haat? Ik kan het in ieder geval proberen. Eerst tot tien tellen als ik me irriteer aan de ander, dan bedenken dat hij of zij ook heel gewoon mens is zoals ik en dan proberen mijn nare gevoelens over die ander los te laten. Zou ik dat kunnen, iemand iets geven en het niet terug te eisen als die persoon het niet teruggeeft (of kan teruggeven). De caritas doet het. Zij geeft, in principe als lening, terwijl ze weet dat de lening waarschijnlijk niet terugkomt.
Wat gij niet wilt, dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Of positief geformuleerd: behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen. Het lijkt zo eenvoudig, want willen we dit niet allemaal, anderen behandelen zoals we willen dat ze ons behandelen? Waarom doen we het dan niet gewoon?
Lonneke Gunnink – van den Berg, pastoraal werker
De Naam
Op weg naar Pasen in de veertigdagentijd horen we het verhaal van Mozes bij de brandende braamstruik. Hij treedt daar op heilige grond, hij ontmoet er God zelf. Wat een ervaring moet dat zijn geweest. Mozes vraagt God naar zijn Naam en die luidt ‘Ik ben die is’. Het is altijd een naam geweest omgeven door geheimzinnigheid. Want wat betekent die naam nou precies en wat zegt dat ons.
Ik denk daarbij aan de berichten die tot mij komen vanuit de wereld. Vermoedelijk gaat het u net zo: ik word er niet vrolijk van. Natuurlijk bedoel ik de oorlog in de Oekraïne, maar ik wil ook de andere ellende in de wereld niet vergeten. Ik denk aan de staatsgreep in Myanmar en de gevolgen daarvan. Ik denk aan de Oeigoerse genocide en de aanhoudende mensenrechtenschendingen door China. Ik denk aan de uitputting van onze aarde en ik denk ook aan de projecten van onze Vastenactie: mensen die zich inzetten om hun land te behouden om het op een goede manier te kunnen beheren. Maar ik denk ook aan berichten veel dichterbij: een steekincident in Malmö, in Rosmalen, een vrouw die iemand aanrijdt en er meermalen overheen rijdt. Zomaar een paar voorbeelden. Mijn hart krimpt ineen.
Wat moet ik dan met die naam van God? Ik ontmoet weleens mensen, die teleurgesteld zijn geraakt in de kerk, het geloof, in God, juist omdat Hij in dit soort gebeurtenissen niet ingrijpt. ‘Ik geloof niet meer in die God’, zeggen ze dan. Tja, ik sta dan toch altijd even met mijn mond vol tanden. Maar ik weet ook, dat God geen toverstafje is. Dan komt juist zijn Naam bij mij binnen: ‘Ik ben die is’. God laat ons weten, dat Hij met ons begaan is, met ons meetrekt. Ik denk aan de tocht van veertig jaar, die Gods eigen volk door de woestijn ging. Ze konden vluchten uit Egypte en op weg gaan naar het beloofde land. Onder leiding van Mozes. Maar ook op die tocht gebeurde van alles. Mooie dingen. Er zullen zeker in die veertig jaar kinderen geboren zijn. Maar ook nare dingen. Er waren momenten, dat er geen eten was. Het volk mopperde op Mozes. Er zullen mensen dood gegaan zijn in die veertig jaar. Maar dat betekende niet, dat God zich het lot van zijn volk niet aantrok. Integendeel. Hij ging in die veertig jaar met hen mee. Door de woestijn.
Daar houd ik me aan vast. Dan denk ik aan het teken, dat ik draag als ik voorga. Het is het teken van de christenen in Ghana. Ik kreeg het van een vriendin, die daar een tijd was. Het betekent ‘er gebeurt niets in het leven tenzij de Naam daar bij betrokken is’. Het betekent, dat God zegt: Ik ben voor je, achter je, boven je, onder je, Ik ga met je mee waar jij gaat, Ik ben er voor jou, Ik ben met jou begaan. Het is zijn Naam, daar moet ik op durven vertrouwen. Juist nu, juist in deze tijd op weg naar Pasen.