Broekland historie

 

Het ontstaan van de parochie van de Heilige Marcellinus te Broekland

(uit ‘Broekland, van boerschap naar kerkdorp’ door Anton Bouwhuis)

Om de parochiegeschiedenis van de Heilige Marcellinus te beschrijven kunnen wij er niet aan ontkomen om wat verder terug te gaan in de tijd dan 1 december 1912, de dag waarop de Marcellinusparochie een feit werd. Nooit zullen we precies kunnen achterhalen wat onze voorouders onder geloven hebben verstaan. Toch is het boerenvolk van de “Boerschap Broekland” of ‘t Broeck’ zoals Broekland in oude stukken genoemd wordt gedoopt, getrouwd en begraven. Het brave boerenvolk van Rabbert, de Kartouwe, ’t Reuveld, de Horst, Oerbelten de vele andere hoeven.

Een stukje geschiedenis rond Boerhaar en Broekland

Tegen het einde van de 16e eeuw diende zich in onze streek de reformatie of de hervorming aan. Gebruik maken van de kerk in Wesepe, Wijhe of Raalte was voor de katholieken niet meer mogelijk.

In het voortbestaan van het katholieke geloof speelde het erve Strijtveen (nu boerderij Groot Koerkamp, Raalterweg 28) een grote rol. Het was een missiecentrum voor de hele omgeving. De Jezuïet pater Egbert van Vilsteren had zich er gevestigd om ‘van daaruit het Roomsche geloof weer op te raakelen waar het nog smeulde onder de asch’.  Zijn gebied telde op zeker moment zo’n 1400 katholieken waarvan sommigen op ‘vier uur gaans’ afstand woonden. Van Vilsteren, overleden in 1660, mag gezien worden als de grondlegger van de parochie Boerhaar van waaruit jaren later de parochies Wijhe en Broekland ontstonden. (in 1929 heeft de parochie Boerhaar het 300-jarig bestaan gevierd).

In 1688 vonden de katholieken onderdak op erve ‘de Vos’ tussen Wijhe en Broekland. Ruim 130  jaar werd hier gekerkt. Op de gevel van de huidige boerderij (Hooglandweg 2) is nog te lezen: ‘Verheft zich hier geen bidplaats meer, het heelal is tempel van de Heer’.

De Vos raakte in verval en er werd uitgezien naar een andere plaats. Aan de Soestwetering  lag een stuk grond ‘de Boerhaar’ genaamd. Het was eigendom van Gerrit Wijermars die in 1819 “de plaats voor kerke, pastorij en tuin vrij en onbezwaard aan de Roomsch Catholijke gemeente afstond.” Op ‘de Boerhaar’ werd een zogenaamd Waterstaatskerkje gebouwd. Dankzij de Fransen was er inmiddels godsdienstvrijheid. Voor iedereen en zelfs Koning Willem 1 deed voor de ‘bouw van de kerk een flinke duit in het zakje’. Het vorstelijke  bedrag  van maar liefst vijfduizend gulden. Tegenwoordig zou dit een subsidie genoemd worden. Er werd een kerkhof aangelegd en Broeklander Gerrit Roelofs Reuveld had de twijfelachtige eer hierop als eerste begraven te worden (13 januari 1821).

Alles goed en wel maar nu hadden de Broeklanders hun kerk nog verder van huis. Ook de school van Boerhaar, gebouwd in 1859, werd door de katholieke kinderen van Broekland bezocht.

 

De Broeklanders willen een eigen kerk

Rond 1880 kwamen de Broeklanders met het verzoek om een eigen parochiekerk te mogen bouwen. De katholieken van Wijhe hadden immers al in 1869 een eigen kerk gekregen. De parochie Boerhaar wilde geen medewerking verlenen en zo ontstond er een jarenlange strijd. Uit ongenoegen namen de Broeklanders de kinderen van de Boerhaarse school en stuurden hun kroost naar de Openbare school in Broekland. ’Dan maar geen Roomsch onderwijs!’  De aanhoudende verzoeken en acties om een eigen kerkgebouw te krijgen hadden uiteindelijk toch succes en in 1911 besloot Aartsbisschop Mgr. Van de Wetering dat er twee kerken gebouwd moesten worden: één in Broekland én een nieuwe kerk voor Boerhaar.

Na de beslissing van de aartsbisschop Monseigneur Van de Wetering bleef er voor het kerkbestuur van Boerhaar geen andere keus over. Er moesten twee kerken komen. Het was geen al te groot probleem om aan geld te komen.  Veel Nederlandse instellingen hadden in die jaren geld belegd in ‘Russische sporen’. Geld dat gebruikt werd voor de aanleg van het Russische spoorwegnet en met name voor de aanleg van de Nicolas Railroad. Gelukkig werden de meeste effecten op tijd van de hand gedaan want na de Russische revolutie van 1917 verklaarde het bolsjewistische regime de buitenlandse schulden uit de tsarentijd niet meer te erkennen zodat het waardeloos papier werd.

Verschil moet er zijn

Architect Kroes uit Amersfoort tekende twee mooie kruiskerken waaraan nog altijd goed te zien is dat ze van dezelfde tekentafel komen. Op 21 februari 1911 stuurde de Utrechtse aannemer Vos aan het kerkbestuur van Boerhaar een contract van aanneming. Hierin verklaarde hij te zullen bouwen een kerkgebouw met pastorie te Boerhaar voor de som van vijftigduizend gulden en een kerkgebouw met pastorie te Broekland voor de som van veertigduizend gulden. Alles tezamen voor minder dan een ton! Van Boerhaarse zijde werd in het grijze verleden nogal eens opgemerkt dat Broeklanders met Boerhaars  geld een kerk hadden gebouwd. De Broeklanders, die maar al te goed wisten dat het

Boerhaarse parochiegeld ook hun geld was geweest, hadden het antwoord altijd klaar door op te merken dat  in Boerhaar een tienduizend gulden duurdere kerk was gebouwd met het geld van de Broeklanders. Allemaal lang geleden!

De bouw van de kerk

Als opzichter bij de kerkenbouw werd aangesteld H. Hardeman; hij is in dienst van de aannemer. Eerst werd begonnen met het werk in Boerhaar. Het weer hadden ze mee want zowel het voorjaar als de zomer van 1911 staan te boek als zeer warm en droog. Volgens contract moest de oplevering van dit werk plaats hebben op 15 januari 1912. De bouw van de Boerhaarse kerk werd voltooid met het plaatsen van de haan op de torenspits door Clemens Hardeman, zoon van de opzichter. Een feestelijke dag voor Boerhaar!

Op 27 juli werd in Broekland een stuk grond gekocht van Jans Booijink en op 3 december gaat de eerste schop de grond in. Van dit toch wel historische feit wordt weinig ophef gemaakt. Een officieel tintje krijgt wel de eerste steenlegging op 28 maart 1912 door pastoor De Laat van Boerhaar. Omringd door een handje vol belangstellenden hanteerde hij wel wat onwennig de troffel. Maar aangenomen mag worden dat na alle strubbelingen met de Broeklanders deze daad voor hem en zijn kerkbestuur een daad van verzoening is geweest. Boven aan een steigerpaal wapperde voor het eerst in Broekland het pauselijk geel-wit.

Wanneer we in dit verband over Broekland praten moeten we ons er vooral niet al teveel van voorstellen. Het is waar dat richting Raalte in 1886 een Openbare School was gebouwd, maar verder bestond het in het begin van de vorige eeuw uit niet veel meer dan wat boerenerven verscholen achter meidoornheggen en houtsingels.  Broekland, laagland, een bijzonder mooi gebied, dat wel, maar wie er niet hoefde te zijn die kwam er niet. En dan werden er op een dag links en rechts van een modderige zandweg bouwketen neergezet want er werd een kerk gebouwd! Onvoorstelbaar eigenlijk. Een kerk waaromheen heel langzaam een dorp gebouwd wordt. De commercie voorop. Tijdens de bouw wordt aan de overkant van de weg de winkel annex koffiehuis van Hoppen gebouwd. Henricus Bouwhuis had zelfs al in 1911, toen hij wist waar de kerk gebouwd zou worden op het terrein ernaast zijn bedrijf gebouwd.

Wijlen Johan Elders, geboren in 1899 als zoon van de smid, wist zich van de kerkenbouw altijd veel te herinneren. Als jongetje van zo’n jaar of twaalf was hij vaak te vinden rond de bouwplaats. Zo vertelde hij me eens dat bouwopzichter Hardeman zich in de zomer van 1912 dagelijks in een koetsje open neer liet rijden tussen Boerhaar en Broekland. Op de steigers werd nogal veel bier gedronken. Hardeman had dat verboden en wanneer de bouwvakkers hem in de verte zagen aankomen waarschuwden ze elkaar en verdwenen de flesjes al of niet gevuld tussen de spouwmuren.  ‘En ik wete héél zeker’, zei Elders, ‘det d’r noe töt op de dag van vandage, nog veur een mooie stuuver an statiegeld tussen de spouw zit!’

De allerbeste metselaars verdienden 0,22 cent per uur. Onder hen waren de Broeklanders Johan en Jan Koerhuis en Hendrikus Marsman. Vaste werklui van de Utrechtse aannemer sliepen op een grote zolder bij Bouwhuis naast de kerk. Eind november werd het karwei opgeleverd. ‘Op donderdag 28 november, d’r lag sneeuw ait weetn wult’, zei Elders,’ is de eerste Misse éleezn.’

Pastoor Mocking doet de eerste mis

Ja, en op deze dag dan deed pastoor Mocking als eerste pastoor van Broekland zijn intocht in de parochie. Hij was ‘s morgens in alle vroegte in gezelschap van deken Eppink per koets vanuit Deventer weg gereden. Bij de parochiegrens worden ze opgewacht door het feestvierende Broekland. Omdat echte luidklokken nog op de wensenlijst van de nieuwe parochie stond, klepperde een oude scheepsbel boven alles uit om aan te geven dat de inzegening gevolgd door een plechtige Mis kon beginnen. De nog kersverse koorleden slaan hun zangbundel open en voor het  eerst  zoeken Gregorlaanse klanken hun weg door de nieuwe ruimte.  En het schijnt dat ze onder leiding van de Boerhaarse schoolmeester-dirigent Spekman zeer verdienstelijk een driestemmige Mis ten gehore hebben gebracht. Over deze dag schreef pastoor Mocking in de kroniek het volgende: ‘Deze donderdag was een ware en onvergetelijke  feestdag voor de  bewoners  van Broekland. Lange jaren hadden zij gearbeid en gestreden om zelf een parochiekerk, een eigen pastoor en zelfstandige parochie te hebben. Nu was de kroon op het werk gezet en hun wensch vervuld.’

Een week later, op sinterklaasavond, vergaderde hij met het nog kersverse kerkbestuur. Rond de pastorietafel zaten de heren Booijink (van boerderij het Walgien), Hunneman (van boerderij de Wesenberg), Logtenberg  (van  boerderij  de  Langerhorst)  en Overmars (van boerderij ‘t Reuveld).

‘De pastoor sprak den wensch uit dat het hun gegeven moge zijn om gedurende vele jaren ijverige leden van het kerkbestuur te zijn en den vooruitgang en bloei der nieuwe parochie te aanschouwen’. Vooruitgang en bloei. Kerkmeester Overmars mocht er niet lang getuige van zijn want hij overleed in 1914. Kerkmeester Jans Booijink daarentegen bleef lid tot hij stierf in 1954. Hij was toen ruim 93 jaar oud.

Inwijding door Mgr. Van de Wetering

Op 19 juni 1913 werd de kerk ingewijd door Mgr. Van de Wetering. Een plechtigheid waarvoor Broekland zich weer feestelijk opmaakte. Pastoor Mocking schreef hierover het volgende: ‘Daags tevoren werd de aartsbisschop plechtig afgehaald te Deventer, gevolgd door een rijtuig waarin het armbestuur plaats nam. Talrijke erebogen versierden den (zand)weg, en overal wapperde de driekleur en het terrein rondom de kerk was in een feestterrein herschapen. Onder begunstiging van hemelsch zornerweer werd de kerk geconsacreerd.’

Met de bouw van de kerk maakte Broekland eind 1912 de historische overstap van een eeuwenoude ‘boerschap’ naar het begrip ‘kerkdorp’. Een dorp dat , wanneer we terug kijken naar het sociale

patroon van de dorpssamenleving, in grote lijnen niet zoveel verschilde met andere kleine Sallandse kerkdorpen. Een overwegend boerendorp waarin lange tijd de kerk de allerbelangrijkste plaats innam. Hierbij moeten we niet op de eerste plaats denken aan het gebouw dat al bijna 100 jaar boven alles ‘uittorent’. Nee, het is meer de parochiegemeenschap van waaruit een zeer groot gedeelte van de dorpse samenleving werd bepaald.

Niet onbelangrijk voor Broekland was de bouw van de RK. School die op 4juli 1922 werd geopend. De 99 kinderen werden op deze dag getrakteerd op chocolademelk en krentenbrood en keerden, zoals het staat geschreven ‘huiswaarts om ‘s middags reeds present te zijn om met het onderwijs een aanvang te nemen’. Onder leiding van bovenmeester Van Dongen, zoals het in die dagen heette ging men van start. Het aantal leerlingen nam toe en in 1931 werd de school uitgebreid met twee lokalen. Ook de kerk werd te klein en een ingrijpende verbouwing in hetzelfde jaar leverde ongeveer 150 extra plaatsen op. Zo zien we dat de parochie Broekland, ondanks allerlei strubbelingen voorafgaand aan de oprichting, haar bestaansrecht duidelijk had waar gemaakt.